De fabrieken hadden veel werknemers in dienst, omdat de productie van sigaren grotendeels handwerk is. In 1939 wordt 23% van de productie helemaal met de hand gemaakt, 7% volledig machinaal en 70% halfmechanisch. Dat is voor een deel waarom zoveel van die fabrieken in Brabant stonden: de lonen waren hier laag en mensen stonden bekend als hardwerkend.
Na de Tweede Wereldoorlog steeg de populariteit van de sigaret en werd de sigaar verdrongen. De Brabantse fabrieken konden de concurrentie vanuit lagelonenlanden niet aan en bijna alle fabrieken werden uiteindelijk gesloten. Tegenwoordig worden de meeste sigaren geproduceerd in bijvoorbeeld Indonesië en Midden-Amerika, waar ook de tabak geteeld wordt.