De lengte van de toerrit varieerde nogal. In 1925 bijvoorbeeld werd een tocht van 180 kilometer verreden, verdeeld in vijf trajecten. "In het laatste waarvan is ingelascht een terreinrit van ca. 6 km over een aardigen landweg met een stukje hei met hier en daar een mul plekje," aldus de aankondiging in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbosche courant op 26 juni 1925 (bron: Delpher). Twee jaar later lezen we in de krant Het Huisgezin van 22 juni 1927 dat de zesde editie van de Dwars door Brabant-rit een lengte van maar liefst 320 kilometer heeft.
Bewijs van kwaliteit
Door weer en wind waren de rijders een hele dag onderweg. Niet iedereen behaalde de eindstreep. Om zo'n lange toertocht tot een goed einde te brengen, was niet alleen het karakter van de deelnemer van belang, maar ook de kwaliteit van zijn motorvoertuig.
De uitslag van de motorrit wordt door verkopers van auto's en motoren dan ook gebruikt als bewijs voor de betrouwbaarheid van door hen verkochte merken. Al bladerend door de Brabantse kranten van toen, levert ons dat in ieder geval aansprekende advertenties op.